Bij een eenigszins voorzichtiger en tactischer aanvalsvorm zou deze slagorde echter niets uithalen. Een voorwaarts gaan in bree der front, het uitschuiven van fiankdekkingen, een behoorlijke verkenningal deze elementaire begrippen miste men in dien tijd in de krijgskunde van de Javanen, doch zouden eenmaal toegepast de geheele slagorde als onbruikbaar hebben aangetoond. De manoeuvre te dien tijde eveneens een onbekend begrip zou niet hebben nagelaten de vooruitgeschoven vleugels op te rollen en te veronzijdigen om daarna de frontgroep uit een onverwachte richting aan te grijpen. Waar de opzet van de slagorde vastzat aan de gedachte „omvatten" en alles hierop was ingesteld, was het voor den aan voerder onmogelijk nog een hergroepeering van zijn troepen tot stand te brengen op het gevechtsveld, indien het „programma" niet verliep, zooals hij het zich had ingedacht. Manoeuvreeren en in het algemeen het initiatief nemen tot een andere actie, was voor hem uitgesloten. Gezien in het licht van onzen tijd, is de „Soepit Oerang"- slagorde op vele punten aanvechtbaar, doch als historisch tactisch procédé, zeer interessant. Dat echter ook andere dan inheemsche troepen in de val zijn geloopen, hun gesteld door de „Soepit Oerang"1-slagorde, en wel in den Java-Oorlog, moge uit de voorbeelden, hieronder op genomen onder VI, blijken. VI. Twee voorbeelden uit den Java-oorlog, waarbij door de troepen van Dipanegara de slagorde van den kreeft werd toegepast. Alvorens deze studie te beëindigen, willen wij nog wijzen op eenige voorvallen uit de krijgsgeschiedenis van jongeren datum, waarbij door den Javaan de slagorde van den kreeft in praktijk werd gebracht. Wij doelen op den Java-Oorlog in de jaren 1825-1830 en citeeren de volgende regelen uit het bekende werk „De Java-Oorlog" van P. J. F. Louw. Aangeteekend wordt, dat het hier handelt over het optreden van een colonne onder den Generaal Van Geen op den 28en Juli 1826 in haar strijd te gen de troepen van Dipanegara in het Kedoesche. De aange haalde regelen zijn overgenomen uit het rapport van den Gene raal Van Geen aan den Generaal De Koek. „Op ruim een paal van mijn bivak kwam ik op een langwer pig terrein alle desa's waren van vredeteekenen voorzien en op alle hoeken vertoonden zich ongewapende menschen. Bij één desa, een 1000 pas voor mij uit, zag ik op den hoek een gewapend man, geheel in het wit gekleed. Een ravijn, dat achter deze desa liep, liet ik door het peloton jagers onder den 319

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 23