c. bij hervatting der voorwaartsche beweging heeft de cie. onmiddellijk reserve-munitie bij de hand. Daartegenover staat het nadeel, dat de bataljons-commandant een deel der Q.T.-munitie uit handen geeft, hetgeen o. i. bij een juiste toepassing van dit systeem niet zoo erg is. Immers, de schets tot grondslag nemende, behoeft het hier alleen toegepast te worden bij 1 Inf. IV en bij 2 en 4 Inf. XV. Zoodra nu van den regiments-commandant het bevel komt, dat de munitie volledig aangevuld moet worden, kan hieraan zonder omslachtige verdere bevelen gevolg worden gegeven en de aan vulling in een minimum van tijd verloopen. Thans de mitrailleurs. Zooals wij tevoren reeds opmerkten, is aan elk bataljon 1 pe loton mitrs. toegevoegd. De opstelling der mitrs. moge blijken uit de schets, waarop nog de volgende toelichtingen: Bij Inf. IV is geen sectie aan de cieën. toegevoegd. 2 der sectiën zijn opgesteld op de berghelling bij g en kunnen over de eigen troepen heen vuur brengen op het gedeelte van 's vijands opstelling ter weerszijden van den grooten weg; de 3e sectie is op een gunstig gelegen punt (i) in het vak van 2 Inf. IV opgesteld en kan vuur brengen op de aan 's vijands zijde van de berghelling opgestelde vuurwapens. De pelotonscommandant heeft na overleg met den bataljonscommandant de munitiekarren van den pelotons- G. T. opgesteld bij f en een munitiepost ingericht bij a. Voor de munitieaanvulling is in overleg met den „munitie officier" van het bataljon de volgende regeling getroffen 1. de Cdt.-G. T. van het peloton regelt de munitieaanvulling tusschen f en E (met karren) en tusschen f en a (met de draagtrekpaarden van eenige dier karren) 2. de paardencommandant is commandant van de munitiepost; 3. van de patroondragers van de lesie. wordt 1 man toegevoegd aan den commandant van den munitiepost 4. het munitietransport naar de siën. geschiedt onder leiding van een door de sectie-commandanten aan te wijzen pa troondrager als volgt naar le en 2e sie.van a tot h (opstellingsplaats der paar den van deze 2 sectiën) met de munitie- paarden van h tot g door de patroon dragers. naar 3e sie.door de patroondragers der sie. 2) 339 Hierbij is uitgegaan van een organisatie van het peloton zooals aangege ven op blzn. 1, 2 en 3 van het R. E. Mitr. Het peloton heeft van den O.T. van de mitr. cie. medegekregen 4 niunitiekarren onder een commandant. 2) Aangenomen is, dat dit traject niet begaanbaar is voor raun. paarden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 43