2. ARTILLERISTISCHE VERKENNING, WAARNEMING EN VUURLEIDING door A. R. W. GEIJ VAN PITTIUS, Majoor der Artillerie. De taak van de artillerie is de infanterie den steun van hare projectielen te geven. Die projectielen moeten dan ook op de juiste plaats en op het juiste oogenblik komen. Te veel wordt vergeten, dat de artillerie moet kunnen zien. Ongezien kan de artillerie wel vuur op enkele plaatsen brengen, maar bij zoo juist in stelling gekomen batterijen, waarbij de standplaatsen nog niet zuiver topografisch zijn vastgelegd (waar voor meer of minder tijd, naar gelang van het terrein, geëischt wordt) en hoogst waarschijnlijk het weerstation de gegevens nog niet heeft kunnen bepalen, wordt het toch uitsluitend een strooi- vuur, dat meer of minder goed kan liggen en veel munitie kost of anders bij den vijand slechts een weinig schrik veroorzaakt. Van werkelijken steun van in moeilijkheden geraakte infanterie kan geen sprake zijn, daar de kans om vriend en vijand te raken ontzaglijk groot is. De voorbeelden daarvan bij de Duitsche en Fransche artillerie in de ontmoetingsgevechten in Augustus en September 1914 zijn te talrijk. Onze Indische terreinen zijn vaak onoverzichtelijk. Het is bij oefeningen voorgekomen, dat de commandant der artillerie op zijn antwoord, dat hij de infanterie in dit terrein onmogelijk kon steunen bij gebrek aan waarnemingspunten, van den bevelvoeren de met een verbaasd gezicht het verwijt te hooren kreeg„maar er is toch overal plaats genoeg om in stelling te komen en ik dacht, dat de artillerie ook zonder waarneming kon schieten". Voor de medewerking der artillerie is terrein, dat waarneming tot op grooten afstand toelaat, gunstig; vlak terrein met begroei ingen en kampongs evenwel zeer ongunstig (punt 11 (2 en 3) G. V. Mob. A.). Tijdens het stelselmatige oprukken van de le Divisie naar Cheribon bij de legermanoeuvres van 1929 gedurende een ge deelte van den 2en dag en den geheelen 3en dag was het terrein vlak, met kampongs dicht bezet, zeer ongunstig voor de artillerie, welke dan ook gedurende al dien tijd slechts kaart- vuren kon afgeven en de infanterie niet daadwerkelijk met hare 432

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 32