ten, dat een ieder bij zijn staf zoo druk bezig is, dat niemand den tijd heeft het gevechtsveld waar te nemen. Het is daarom zeer goed, dat bij den Afd. C. op een goed uitzichtgevend punt een doelopsporingspost is, die hem op het een of ander opmerk zaam kan maken. Hetzelfde geldt voor de opstelling van een doelopspor.-post bij de B.Cn.hoewel de B. Cn. meer de ligging van hun eigen vuren zullen moeten nagaan dan het terrein waar nemen voor het opsporen van doelen. Voor het vermoeid raken der oogen is het goed, dat de waarnemer van tijd tot tijd wordt vervangen. In den Afd.-Co. post (de Afd. a 3 battn.) moeten minstens 4 telefonisten, elk met 1 toestel, zitten en minstens 5 lijnen, waar van 1 in reserve, tusschen schakelstation en Co. post loopen; dan kan steeds met 2 W.-posten en 1 B.C. of met 1 W.-post en 2 B.Cn. tegelijkertijd gesproken worden, terwijl 1 telefoon beschikbaar is voor D.A. C., neven-afd. of inf.-verbinding. Een reserve-officier is inlichtingen-officier bij den Afd. staf. Is deze daarvoor niet beschikbaar, dan vervult aanvankelijk de Afd.- adjudant deze taak, later, als de meetofficier vrij komt, laatst genoemde. De Afd.-adjudant begint met de binnenkomende berichten te verwerken in de kaart en teekent de doelen in een doelenlijst aan. Elke uitbreiding van de doelenlijst geeft hij door aan de B.Cn. en den inlichtingen-officier van den D.A.C.-stafaan deze laatste met de vermelding door wie zij zijn waargenomen. De doelopspor.-posten van de afdeeling berichten hetzelfde als die door den D. A. C. uitgezonden, doch alleen in de hun opge geven strook. Ook voor hen geldt de regel, dat zij slechts bij uitzondering waarnemingen voor de vuurleiding mogen verrichten. Voor de doelopspoorders van de afdeeling geldt in sterkere mate het belang van het melden van waargenomen bewegingen van de eigen en de vijandelijke infanterie en welke terreingedeelten door haar bezet zijn, teneinde het beschieten van de eigen infanterie te voorkomen. De practijk van den oorlog heeft bewezen, dat langs dezen weg de leiding soms eerder bekend was met de vorderingen of mogelijke terugslagen van de eigen troepen en van die van de vijandelijke dan door de berichten uit de eerste lijn. De onderkenning van de eigen infanterie in het terrein blijft echter een moeilijk vraagstuk. Wanneer de meettroep klaar is met zijn werk, de stellingen en reserve-stellingen, de uitzichtpunten en de richtbasissen zijn vastgelegd, kan de meetofficier in den Afd. Co.-post komen werken met zijn wachtmeester. Hij neemt nu een gedeelte van de werk zaamheden van den Afd.-adjudant over: in de eerste plaats wat betreft den doelopsporingsdienst. Hij zet op zijn werkkaart de strooken uit, waarin de doelopspor.-posten moeten waarnemen en welke terreindeelen niet worden ingezien. Ook gaat hij na op 440

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 40