Ten slotte ad 3e. De manoeuvre Wat is dat Onder ad le zagen we dat het 2e échelon gebracht wordt naar het terrein waar de A. B. het gevecht wil doorvoeren en de be slissing wil zoeken. Dat is voor hèm de manoeuvre. De „akal" zit daarin dat hij zal trachten die troepen onbemerkt te ver plaatsen, zoodat hun aanval komt uit een richting welke den vijand verrast en gaat in een richting, welke kans geeft hem lam te slaan (zijn ruggegraat breken). Om deze manoeuvre te doen slagen is het „binden" elders, zooals we ad le zagen, noodzakelijk Voor de onderaanvoerders is de manoeuvre weer iets anders. Zooals we weten wordt in den modernen oorlog gezocht naar de lijnen van den minsten weerstand. Voor een regiment, dat b. v. bevel heeft gekregen om zich van een aantal objecten meester te maken, zal in onze verbanden (G. V. 1. punt 137) die lijn van minsten weerstand meestal ook op 's vijands vleugel of in zijn rug te vinden zijn. Uiteraard zal de manoeuvre dan daartegen gericht worden. Voor een bataljon wordt het reeds anders. Dit onderdeel kan al meer gebonden zijn aan een strook, bijv. doordat het aan beide zijden is aangeleund. Hier zal de lijn van minsten weer stand dus in dat geval in die strook gezocht moeten worden en de manoeuvre met de reserve er op gericht moeten worden te ageeren tegen het punt hetwelk blijkens de ervaringen van de vóórcompagnieën de beste kansen biedt. Doch die vóórcompagnieën komen daar niet achter, indien ook zij niet hun reserve op die wijze gebruikt hebben op grond van de ervaringen van hun voor ste sectie's. Vandaar dat ik te voren reeds opmerkte, dat het van meer belang is te melden waar men nog wèl vooruit kan, dan waar men niet vooruit kan. Voor het bataljon en de compagnie heeft de manoeuvre dus meestal een zelfde karakter. Voor de sectie, welke geen bepaalde reserve heeft, zal de manoeuvre in de meeste gevallen slechts bestaan uit het handig gebruik maken van het terrein om zoover mogelijk terrein te winnen en de krachten te concentreeren daar waar men de mogelijkheid op succes voelt. (G. V. I. punten 62 en 65). III. Verschillende vragen naar aanleiding van de z.g. „artille rieregeling" en het z.g. „Schema-Bodde". Uit de brochure is wel gebleken, dat ik er een tegenstander van ben dat in de voorschriften meer „algemeene" tactiek wordt opgenomen dan strikt noodzakelijk is. Nu is het begrip „strikt noodzakelijk" zeer rekbaar en kunnen de meeningen daarover nogal uiteenloopen, hetgeen ze dan ook doen. 472

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 72