deze het tijdstip hiertoe gekomen acht, gelast hij „gebruik van het noodrantsoen". Hiermede ware dus niet te wachten tot het middernachtelijk uur nadert, of wel de keukenwagens bereids diep in de modder zitten, doch zoodra vaststaat dat het eten niet op een behoorlijk tijdstip binnen het bereik der troepen kan komen, ga men hiertoe over. De nadere bepaling van dat „behoorlijk tijdstip" dient aan den betrokken troepencommandant te worden overgelaten. Hij is ten slotte de eenige, die, in verband met de omstandigheden (waarbij o. a. ook in aanmerking dient te worden genomen, hoelang het geleden is, dat een voorgaande maaltijd werd genoten) kan bepa len of verbruik van het noodrantsoen gerechtvaardigd is. Wij gaan daarbij uit van de veronderstelling, dat ieder troepen commandant zich voldoende rekenschap geeft van de beteekenis van het AfOOD-rantsoen, en zijn er van overtuigd dat zeker in oorlogstijd, maar ook bij manoeuvres eerder te laat dan te vroeg tot verbruik van het nood-rantsoen zal worden overgegaan, aangezien het uitvaardigen van het bevel daartoe een handeling is, welker juistheid door de manoeuvre-leiding zal worden beoordeeld. Bij latere verantwoording der verbruikte noodrantsoenen zij de verklaring van den betrokken commandant voldoende om de rantsoenen ten laste van den lande te kunnen brengen. Het reeds bereide eten behoeft, wanneer met de keukenwagens geen halsbrekende toeren verricht worden om de troepen te bereiken, niet geheel als verloren te worden beschouwd, al komt het dan ook niet ten nutte van de onderdeelen, waarvoor het bestemd was. Het worde verstrekt aan dichtbijgelegen onderdee len en losloopende manschappen. Het zal n. o. m. z'n weg wel vinden en behoeft niet te worden weggegooid. Ook gelooven wij dat het aantal niet te bereiken onderdeelen op manoeuvres nog al meevalt, zoodat met de verbruikte nood rantsoenen geen enorme kapitalen zullen zijn gemoeid. 6. Indien zulks met den aard der oefeningen (en met de fond sen) is overeen te brengen, ware de duur van den oorlogstoe stand op ten minste 2 a 3 maal 24 uur te stellen. Duurt deze slechts een dag, dan komen tekortkomingen in den aanvoer van levensmiddelen niet tot uiting, aangezien, zooals Kolonel Kroon terecht opmerkt, de normale omstandigheden spoe dig terugkeeren en het leed dan weer gauw vergeten is. Het ver dient aanbeveling ernaar te streven den doorloopenden oorlogs toestand niet direct bij den aanvang der manoeuvres te doen in gaan. Zoowel de geheel ongeschoolde verplegingstroep als de verplegingsofficieren hebben zeker een etmaal noodig om wegwijs te worden. 7. Gedurende de dagen van oorlogstoestand, moet ook voor wat de verpleging betreft streng de hand worden gehouden aan 568

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 66