die uit de tirailleurlinie terugloopen, doch die niettemin zinneloos doorrennen, onbewust van alles, behalve van hun eigen angst. Zeer nuttig werken politiemaatregelen achter de strijdende troepen, om vluchtelingen te verzamelen, daar deze schrik en ver warring verspreiden onder achterwaarts staande troepen en treinen. De ervaring leert ook, dat vele dezer vluchtelingen, na eenigen tijd buiten gevaar te zijn geweest, zich over hun zwakheid scha men en goed geëncadreerd, weer in het gevecht gebracht kunnen worden". Zooals uit het aangehaald citaat reeds moge blijken, is het middel van de gewelddadige handhaving van de gevechtsdisci pline ondoelmatig, psychologisch te veroordeelen, wij zouden bijna zeggen: onwaardig. De methode echter om achter de strij dende afdeelingen poliiietroepen te plaatsen, die onberoerd door de emoties van het slagveld in staat zijn om de in paniek vluch tende troepen op te vangen, door voorbeeld en rustig optieden weder tot bezinning te brengen en opnieuw te verzamelen, komt ons een uitnemende oplossing voor, ook uit een oogpunt om de paniek te localiseeren. Overigens ligt hierin dezelfde gedachte opgesloten, welke wij terugvinden in het A. T. V. punt 171 (2), luidende „Dreigt een paniek te ontstaan, dan tracht ieder bevel voerende een kern van nog kalme menschen om zich te verza melen, waarmede hij op rustige, doch zeer besliste wijze het gevaar tracht te keeren". Als tweede methode om moreele depressies van geheele troe- penafdeelingen te voorkomen en daardoor dus de kans op panieken te verminderen, noemen wijhet opheffen van de bijzondere ge voeligheid van bepaalde landaarden voor de verschrikkingen van het slagveld door het vormen van vermengde verbanden, uit ver schillende landaarden bestaande. In Frankrijk is tijdens den Wereldoorlog gebleken, dat de zeer emotioneele Zuiderlingen minder bestand waren tegen de gevechts invloeden (en vooral tegen de uitwerking van de zware Duitsche artillerie) dan de rustiger Noorderlingen. Naar aanleiding van deze ervaring is het Fransche legerbestuur er toen toe overgegaan gemengde afdeelingen samen te stellen, bestaande in hoofdzaak uit Zuid Franschen, doch geëncadreerd met de kalmere Noord-Fran- schen, een methode, waarmede zeer goede resultaten werden verkregen. In het debat, dat volgde op de hierboven reeds genoemde voordracht van den kapitein van den Generalen Staf J. C. Koster, werd door één der sprekers ook dit punt in beschouwing geno men ten aanzien van onze Indische troepen. Wij citeeren „Wel heb ik een vergelijking kunnen maken bij de excursies in 1907 in West-Celebes tusschen den Nederlandschen soldaat en dien van Javaanschen, Amboineeschen en Menadoneeschen 704

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 14