Of men nu twee ledematen mist of meer, de pensioensverhoo-
ging blijft 2 X f 600.f 1200.
Indien echter naast het gemis van één of beide oogen of naast
het verlies van één of meer ledematen nog een hulpbehoevende
toestand wordt aangenomen, kan de verhooging maximaal bedragen
f 2400.—, zoowel volgens het rangs- als diensttijdpensioenregle-
ment.
Aan de kwestie van „hulpbehoevenden toestand" worde nog
een korte beschouwing vastgeknoopt.
In de pensioenreglementen, die bestonden vóór de pensioen
reglementen, die in 1920 van kracht werden, vinden we de uit
drukking „hulpbehoevende lichaamstoestand", die recht zou geven
op een pensioensverhooging, niet.
Wel vinden we daarin, dat recht geven op een pensioensver
hooging
le. het verlies van het gezichtsvermogen in één of beide oogen
2e. het gemis van één of meer ledematen
3e. het gemis van het noodzakelijk gebruik van één of meer
ledematen
4e. krankzinnigheid.
Men ziet, dat „het gemis van het noodzakelijk gebruik van één
of meer ledematen" en „krankzinnigheid" als redenen om een
pensioensverhooging toe te kennen, uit de nieuwe pensioenregie-
menten verdwenen zijn en dat daarvoor in de plaats is gekomen
het verkeeren in een hulpbehoevenden lichaams- of geestestoe
stand.
Het feit, dat de toenmalige minister van koloniën de term „het
gemis van het noodzakelijk gebruik van één of meer ledematen
niet meer inde nieuwe pensioenreglementen wilde opnemen, was
voor hem aanleiding om hieromtrent een uitvoerig rapport aan
de Koningin te schrijven (rapport van 24 October 1919 8ste Atd.
No. 26).
In dit rapport grijpt de minister terug op de toelichting op
artikel 16 van de wet in het Nederlandsch Staatsblad 1851 No.
129, die de militaire pensioenen bij de landmacht in Nederland
regelt. In deze toelichting, zegt de minister, vinden wij, wat
oorspronkelijk onder de uitdrukking „het gemis van het nood
zakelijk gebruik van één of meer ledematen" is verstaan.
En aangezien alle latere pensioenreglementen de vorenge
noemde wet tot grondslag hadden, had men aan de bedoelde
uitdrukking ook steeds de oorspronkelijke beteekenis moeten
blijven toekennen. Dit is in de praktijk niet gebeurd en men is
geleidelijk aan die uitdrukking een veel uitgebreider beteekenis
gaan geven dan de oorspronkelijke bedoeling was.
Deze oorspronkelijke bedoeling, die we vinden in de zooeven
bedoelde toelichting, was n.l. deze, dat het lidmaat in een toe-