behoorlijke weerstand kan slechts geboden worden, indien vóór het front van de stelling aaneengesloten, dichte vuren over vol doende diepte kunnen worden gebracht. Het vuurfront moet aaneengesloten zijn, aangezien anders de vijandelijke infanterie in de niet-bestreken ruimten terrein kan winnen, en daardoor verschillende stellingdeelen ten val kan brengen door daartegen concentrisch op te treden. Een deel der automatische wapens zal na het ondergaan van een inleidende beschieting door de artillerie van den aanvaller onbruik baar zijn, terwijl de werking van zware artillerieprojectielen het schootsveld kan hebben verkleind. Wat overblijft moet nog vol doende dicht vuur voor het front kunnen brengen. De diepte acht schrijver o.m. noodig teneinde voldoende wapens aan de inleidende beschieting der vijandelijke vuurwapens te doen ontsnappen. Waar hier sprake is van den aard der vuren, zouden wij in dit verband liever de aandacht willen vestigen op de noodzakelijke diepte van het geheel der volgens een verdedigend vuurplan af te geven vuren. Het is immers niet mogelijk, en het zou evenmin doelmatig zijn, in één lijn op het juiste oogenblik een voldoend aantal projectielen te brengen. Voor het breken van een aanval moet het vuur over eenige diepte verdeeld zijn. Het Aanh. G. V. I. (B punt 4) stelt als minimum eisch bij vol doende schootsveld een diepte van 300 m. Bovendien moet uiteraard echelonneering der opstellingen van de vuurwapens in de diepte plaats hebben (vermindering uitwei- king vijandelijke beschieting, optreden tegen doorgedrongen vijand) Schrijver laat nu de in te nemen frontbreedte in bepaalde tac tische omstandigheden afhangen van de volgende drie factoren: a) De waarde van het vuurplan zooals dit is vastgesteld vóór den vijandelijken aanval. b) De mogelijkheid om het verband te onderhouden en als gevolg hiervan de mogelijkheid om de bevelvoering verzekerd te doen zijn. c) De uitwerking van het optreden der vijandelijke artillerie en vechtwagens. De waarde van den eersten factor kan te voren nauwkeurig nagegaan worden. Vooral in verband met den laatsten factor mag daaraan echter geen absolute waarde worden toegekend, anders komt men bedrogen uit! De uitwerking der vijandelijke wapens dient intusschen zooveel mogelijk beperkt te worden door veldversterkingen, camouflage, echelonneering in de diepte van de opstellingen, maskeering (ont trekken van de lijn waarin weerstand wordt geboden aan vijan delijke waarneming). 983

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 9