zal wel niemand bestrijden. Uitbreiding zoodra de financieele
toestand dit maar eenigszins gedoogt, is dan ook een gebiedende
eisch."
Een verdere bevestiging dezer „de zaak voorloopig maar eens
aanzien"-opvatting over de luchtstrijdkrachten, meenen wij terug
te vinden in de Defensie-Grondslagen, waar deze vermelden dat
de uitbreiding der L. A. extra uitgaven zal vorderen. Is zij niet de
Asschepoets die het laatste komt
Voorstanders eener gezonde luchtmacht achten dit standpunt
verwerpelijk, omdat de Indische defensie erdoor wordt geschaad.
Diep overtuigd van de stijgende beteekenis der luchtstrijdkrachten,
beschouwen zij de ontoereikendheid daarvan als een noodlottige
veroudering van ons defensie-systeem, resulteerende in een oneven
redig groote daling in de waarde van leger en vloot.
Meermalen voegden leger en vloot in hunne organisatie zich
naar den wijzigenden invloed, uitgaande van verschillende, zoowel
van buitenaf als van binnen uit werkende factoren, maar nog
nimmer heerschte onder de deskundigen eenheid van opvatting
over aard en grootte der vereischte wijzigingen. Dat, nu de lucht
vaart als wijzigende factor van de eerste grootte op het tooneel
is verschenen, over de aan te brengen wijzigingen van deskundigen
geen eenstemmigheid is te verwachten, is duidelijk. De mogelijk
heid bestaat, dat de luchtvaart daardoor zelfs het kind van de
rekening zal worden. Men bedenke echter, dat de rol der luchtvaart
van een gestaag groeiende beteekenis is, en het ter voorkoming
van snelle veroudering der defensie-middelen veilig is, om bij het
nemen van maatregelen de balans naar de luchtvaartzijde te doen
doorslaan. Te veiliger kan men dit doen, omdat de des"kundigen
wier adviezen in defensie-vraagstukken gevraagd worden, alle
behooren tot de leger- of marine-deskundigen, en de luchtvaart
tengevolge van hare organisatie nog geen deskundigen van der
gelijke gevestigde autoriteit bezit. Het is daarom niet waarschijn
lijk dat de verstrekte adviezen onevenredig gunstig voor de
luchtvaart zullen uitvallen.
Slaan we b.v. het I. M. T. 1923 nogmaals op (blz. 391 en 571)dan
zien we daar al iets van tegenstrijdige meeningen tusschen
de oversten der marine Kayser (Chef Staf) en Schepp betreffen
de de waarde eener klein-materieelvloot en die der duikboot.
Zoo zegt de overste Schepp, (blz. 571), t.a.v. zijn meening
„Zij is deze, dat het aanhangige vlootplan, waarvan de thans
ingediende vlootwet een eerste gedeelte wil uitvoeren, een dubbele
vergissing bevat, een strategische en een tactische." En even
verder
„Men heeft zich beijverd, argumenten bijeen te brengen om het
aannemelijk te maken, dat wij hier in een geheel anderen toestand
zouden verkeeren dan zich in den wereldoorlog heeft voorgedaan,
en dat wij dientengevolge met betrekking tot het succes dei-
duikboot betere verwachtingen mogen koesteren, dan op grond der
1071