80
„de selve voldaen soude mogen worden". De onkosten voor de 7 eerst-
vermelde compagnieën beliepen 27.189 ter maand en 8.400 aan
loopgeld 4 per man); deze zouden betaald worden uit de contribution.
Laatstvermelde 7 compagnieën vorderden 37.922 ter maand, waarvoor
200.000 extra moesten worden opgebracht. Holland stemde toe (1)
de overige gewesten weigerden en wilden het geld vinden uit de contri
bution of door afdanking van waardgelders. De geruchten betreffende
Denemarken bleken ongegrond te zijn; de hertog van Brunswijk bewilligde
de formatie van 3 vrije compagnieën, elke van 300 man, die in Juli
hier ongewapend aankwamen (2). Aanbiedingendoor Claude de Heghes
„seigneur du grand jardin et de Renty" en Gerrit Rantzow om op
eigen kosten compagnieën in het land te brengenvonden geen ingang (S).
Daarentegen was men wel genoodzaakt om een uitzondering te maken voor
tal van edellieden, die in Augustus met generaal Edward Cecil uit
Engeland waren overgekomen en tot wier plaatsing hij 30 soldaten zijner
compagnie had ontslagen. Toen zich nog meer edellieden aanmeldden,
stonden de Staten-Generaal aan hem en den kolonel Robert Sidney toe
om hunne compagnieën gedurende de zomermaanden op 300 hoofden te
brengen (4). Uit Schotland kwam in September nog een compagnie van
120 man over, welke door David Pitcairn, luitenant van de compagnie
Schotten onder kapitein David Balfour, op eigen kosten waren aange
worven en vervoerd. Ten einde het land niet met een nieuwe compagnie
te bezwaren, stelde de Raad van State voor om deze over de andere
compagnieën Schotten te verdeelen; de Staten-Generaal lieten zich we
gens de langjarige diensten van Pitcairn en de door hem gemaakte
kosten overhalen om zijne compagnie voor 3 maanden aan te nemen,
waartegen Holland een compagnie waardgelders zou afdankenmaar
Holland weigerde garnizoenen voor de nieuwe compagnie aan te wijzen
alvorens de betaling was uitgemaakt. Intusschen lagen de manschappen
voor Rotterdam „in groote miserie" ingescheept, tot Holland toestond
hen te Schoonhoven onder dak te brengen. De ontvanger-generaal kreeg
opdracht de compagnie uit de contribution te betalen. De door kapitein
Pitcairn aan de schippers voor den overtocht verschuldigde 200 werden
op zijn traktement gekort (5).
(1) Res. S. G. 9, 10, 23, 25 en 28 Juni; Res. R. v. St. 10 Juni en 3 Juli 1621.
(2) Res. S. G. 4, 5 en 9 Juni, 15 Juli; Res. R. v. St. 9 Juni; Res. H. 25 Mei—26 Juni 1621.
(3) Res. S. G. 30 Juli en 3 Augustus 1621.
(4) Res. S. G. 1420—23 AugustusRes. R. v. St. 31 Augustus 1621. "Wat den generaal
Cecil betreft, op aanbeveling van Prins Maurits „ten regarde vande diensten, cloeekheyt,
„dapperheyt ende dat hy sijne compaignie sterek is houdende van cloecke edelluyden ende
soldaten."
(5) Res. S. G. 17, 18, 21, 24 en 25 September, 5 en 13 October; Res. H. 27 September;
Res. R. v. St. 22 September en 2 December 1621. Hoewel Pitcairn reeds langen tijd in dienst
der Republiek stondgaf zijn naam toch aanleiding tot verschillende spellingen in gemolde
resolution Pitgaern Pitkarn enz.