119 Meer voordeelen behaalde de vijand bij zijn driedaagschen tocht naar het Oldambt en de Ommelanden van Groningen onder Jean Vabods, gezegd Gaucher, Jean Jacques, heer van la Tour SaintQuentin en Mont-Cley, gouverneur van Oldenzaal, en Lucas Caybo, gouverneur van Lingen. Op 21 Februari marcheerden zij met 5000 man te voet en 3000 te paard uit het Munstersche over Apel naar Wedde, brandschatten Winschoten, Heiligerlee, Slochteren, Noordbroek en Scheemda, legden 150 huizen in het Oldambt in asch en namen eenige lieden gevangen om contributie in het land te heffen. Den 23sten verlieten zij het Old ambt, op Staatsch gebied achtervolgd door eenige ruiterij onder Thomas van Stakenbkoeck en 750 infanteristen uit Groningen en Coevorden op sleden en wagens onder Caspeb van Ewssum (1). Groningen stelde zich tevreden door veiligheidshalve 3 compagnieën 300 waardgelders en 1 compagnie van 60 ruiters voor den tijd van één maand te lichten (2). Doch de Staten-Generaal namen meer afdoende maatregelen om verdere invallen te voorkomen; zij lieten in het Oldambt en de Ommelanden versterkingen aanleggen en wezen troepen aan tot bescherming van Friesland en Groningenwelke onder den te Deventer gevestigden commandeur naar bedreigde oorden konden gezonden wor den (3); tevens lieten zij de fortificatie-werken van Wageningen en Arnhem verbeteren en den aanleg van kribben in den IJssel staken (4). Van veel belang waren de voorstellen van Prins Maubits om 600 met springstokken, vuurroers en korte houwers gewapende manschappen te bestemmen tot beveiliging van de Veluwe, de Over-, de Neder-Betuwe en den Tielerwaard, tevens twee redouten in het land van Maas en Waal te bouwen. Holland verleende toestemming, mits verder alle vorderingen en contributiën werden gestaakt; de andere provinciën keurden eveneens de voorstellen goedofschoon ze niet aan de noo- dige gelden wisten te komen (5). De Raad van State stelde voor om deze te vinden door de sterkte van 23 compagnieën waardgelders van 150 op 125 man te verminderen, de 600 man te betalen op den voet van waardgelders (ten 32 dagen) en als dezen werden afgedankt (1) Bes. S. G. 25—28 Februari 1624. De aanstelling van C. van Ewssum op 18 December 1623 door de Staten van Groningen tot commandant der troepenbestemd voor de verdediging van het Oldambt en Bellingwoldeis opgenomen in Cat. tijdperk II N°. 185 (Krg. Archief.). (2) Bes. S. G. 8 Maart 1624. De Staten van Groningen gelastten op 13 Mei om gevangen genomen loopers van den vijand binnen de schansen dood te slaan, belovende voor elk hoofd van een inlander 50 daalders, voor dat van een uitheemschen 50 (Cat. tijdperk II N°. 185K. G. A.). (3) Bes. S. G. 4 en 9 Mei 1624. Nicolaas Schmelsinoh was commandeur te Deventer. (4) Bes. S. G. 5 en 9 Maart 1624. (5) Bes. S. G. 9 Mei 1624. De 600 man kregennaar hun voornaamste wapenden naam van „vyer- of vuyroers". De vuurwapenen waren voorzien van haansloten met kunstmatigen vuursteen, de springstokken van ijzeren spitsen, dus tevens piek en zeer geschikt voor den oorlog in het polderland. Men had twee soorten van sloten voor de vuurroers: van Neder- landsch en van Spaansch model.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 143