210 waarvan de kapitein en 60 man bestemd waren voor de bediening van het geschut; op elk schip moesten steeds 1 luitenant en 20 man aan wezig blijven (Ees. S. G-. 4 Mei 1610). AANTEEKENING N°. 8 (bladz. 11). De verscheidenheid van natiën, waaruit het Staatsche leger was samen gesteld, gaf dikwijls aanleiding tot twisten en vechtpartijen, soms met doodelijken afloop. In de legers van alle rijken was het duel in zwang. Hier te lande was het tot dusverre niet verboden: de „Artijkel-Brief op „de discipline militaire" van 3 Augustus 1590 bedreigde in het derde artikel met den dood alleen hen, die zich aan moedwilligen doodslag schuldig gemaakt hadden. Gedurende het stadhouderschap van Prins Maurits, die overigens een strenge krijgstucht onderhield, werd geen plakkaat tegen het duel uit gevaardigd dit geschiedde pas na zijn overlijden. Toen koning Hendrik IV van Frankrijk, waar schier dagelijksch duels plaats vonden, zoodanige verordening aan zijn leger had gegeven, verklaarde Prins Maurits 's konings plakkaat mede toepasselijk op de korpsen Franschen in Staatschen dienst: „ordonnance de son Excellence, contenant prohibition „et punition des querelles et duels. Sine die 1610 Son Excellence, „ayant veu l'ediction de feu Henry quatriesme, Eoy de France et de „Navarre, publié en parlement a Paris, le 27 de Juing 1609, continant „prohibition et punition des querelles et duelz, et trouvant necessaire „que pour obvier a plusieurs disordres, qui a causé de cela arrivent „journellement parmy les trouppes Franqoyses estans au service de „Messieurs les Estatz Generaulx et soubz son commandement. II y soit „mis l'ordre qui convient; a trouvé bon de faire publier ces articles „ensuivans, lesquelz il desire estre entretenus inviolablement entre les- „dictes trouppes Frangoyses" (volgen XIII artikelen; G. P. B. I 389) (1). AANTEEKENING N°. 9 (bladz. 17). De Prins drong er op aan om de compagnie van Sedlnitzry wegens de verdienste van den vader te geven aan zijn zoon Ferdinand. De Staten van Groningenop wier repartitie de compagnie stondgaven ze echter, zonder acht te slaan op 's Prinsen aanbevelingaan den luitenant der compagnie; waarop Ferdinand van de Staten van Holland een „acte van expectatyf van het capiteynschap van een compaignie voet- „knechten" ontving (Res. S. G. 18 Augustus, 15 September, 7 October en 2 November 1610; Res. H, 21 Mei en Res. R. v. St. 31 Mei 1611). (1) Het decreet van koning Hendrik IV is o. a. opgenomen in Emanuel van Meteren's „Historiën dor Nederlanden", het 31e boek.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 234