242 AANTEEKENING N°. 63 (bladz. 107). dat een person van nu voortaen geen twee compagniën soude „mogen worden ghegeven; item om aen alle inkomende collonellen niet „meer te mogen geven als 300 ponden ter maendt; oock geen gestorvene „tractement op andere te mogen confereren; dat de commissarissen reveue „van de compagniën souden mogen doen, al-eer se te monsteren; dat de „namen van alle de wegh-loopers terstond op de galge geslagen worden „dat men voortaen gheen militaire of politycke ampten soude mogen „verkoopenende mede geen ruyteren aannemen of afdancken buyten „weten van den generael of lieutenant-generael" (Ees. H. 5 Augustus). Een ander punt „van mesnage" gold om een minder aantal bagage-wagens toe te staan en geen schepen voor hendie wagens haddenof omgekeerd (Kes. S. G. 11 Augustus). Uitgevaardigd werden nieuwe „ordonnantiën „voor den commis d'opsicht hebbende over de schepen van de legers ende „tochten, ende voor de schippers van de selve schepen" (G. P. B. II 871 dd. 7 Augustus 1623). AANTEEKENING N°. 64 (bladz. 107). „Placaet op 't stuck van de Monsteringe (G. P. B. II 222); Ordre op „het effectueeren van de Monsteringe; Instructie voor de Commissarissen; „Poincten tot directie van de Monsteringe; Ordre voor de commissarissen „van de Monsteringe bij 't Hof (G. P. B. III 139144)," alle dd. 17 Augustus 1623. Prins Hendrik Frederik diende een klacht in wijl hij niet als generaal der cavalerie genoemd was in de artikelen II en XIX van het plakkaat. Men zou de fout herstellen (Res. R. v. St. 20 October 1623); hiervan bleek echter niets. Met uitzondering van Lingen worden in art. X dezelfde frontier-steden genoemd als in het plakkaat van 1599 (Deel II, Aanteekening n°. 24), met bijvoeging van Meurs, Breedevoort, Emmerik, Rees, Gennep, Ravenstein en Grave. Op welke wijze 't soms bij een monstering toeging bleek eens te Heusden. Een der kapiteins aldaar keerde elke maand aan 5 jongens 20 stuivers uit om bij gelegenheid als passevolanten op te treden. Om aan dergelijke misbruiken een eind te maken wilde men den kapitein casseeren en de jongensin het openbaar doen geeselen; maar wegens de slechte betaling vond Prins Maurits 't beter om den kapitein te straffen met geldboete en de passevolanten „secretelyck" te doen geeselen (Res. S. G. 13, 18 en 19 April). AANTEEKENING N°. 65, (bladz. 107). Vele voorbeelden van niet-betaling zouden zijn te vermelden. In den regel beklaagde men zich bij rekest aan de Staten-Generaaldie dan advies vroegen aan den Raad van Statezonder dat beide staatslichamen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 266