312 van oorlog met 50.000 florijnen per maand te ondersteunen. Venetiö hield de keuze tusschen schepen, manschappen of geld (1). Venetiö beloofde zoig te dragen dat de Nederlandsche krijgslieden geen overlast wegens hun godsdienst zouden ondervinden, hunne zieken en gewonden te verplegen (2). Na het einde van het Twaalfjarige Bestand behoorde het „Venetiaansche Secours" van 50.000 florijnen of guldens eenige jaren tot de inkomsten van de Nederlandsche Republiek. Pas in 1625 liet Venetië weder hier te lande en aan de grenzen werven, doch weinige Nederlandsche sol daten wilden zich verbinden. Het aanbod van den kolonel Huyn van Amstenkaedt tot levering van een regiment van 3000 man wilde Venetië niet aanvaarden (3). Daarentegen onderhandelde de gezant Al- vise Contarini hier te lande met den kolonel Paulus Caplirs, een Bohemer, vroeger in dienst bij keurvorst Frederik V van de Palts; hij kieeg commissie voor een regiment van 7 compagnieën, te samen 2100 man. De werving zou geschieden in Brunswijk, Hessen, Frank fort, Neurenberg en Wurtemberg, terwijl Caplirs vergunning kreeg om in Friesland van elke der in de nabijheid gelegen garnizoenen twee der beste soldaten per compagnie te lichten, die tot 400 man door Denen werden aangevuld. De werving liep af naar genoegen van beide partijen maar niet zonder geldelijke bezwaren; na vier maanden stak Caplirs op 1 Juli in zee (4). Ongeveer gelijktijdig trad, als reeds vermeld, de hertog van Candalle in dienst van Venetië (5). (1) G. P. B. IV 283archief S. G. N°. 8322. (2) Res. S. G. 30 December 1619. (3) Brief N°. 105 dd. 7 April 1625 van Alvise Contarini, centraal archief te Venetië. (4) Brieven Nos. 97, 99, 103, 124, 125, 131 en 132 van Aj,vise Contarini, centraal archief i Venetië. (5) Zje bladzijde 188,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 336