11 en 3 veldstukken van 12 IS ijzer (1). Sir Edward Cecil, kolonel vaneen der Staatsche regimenten, voerde op last van koning Jacobus als gene raal het bevel over de 4000 Britten (2); de kolonel Syrius de Bethune commandeerde de 4000 Franschen. Beide bevelhebbers maakten bezwaar om hunne troepen gedurende den tocht aan de hier te lande gebruikelijke „discipline militaire" te onderwerpen (3). Prins Maurits voerde evenwel bij de korpsen Franschen het decreet in van koning Hendrik IV tegen twisten en duels (4). Uit de hierboven en in Aanteekening N°. 7 aangehaalde resolutiën blijkt 't, hoe de samenstelling van het leger en al wat daarbij behoorde slechts bij horten en stooten geschiedde en over zoo vele schijven liep, dat het tijden duurde alvorens alle maatregelen in resolutiën konden worden samengevat. Koning Hendrik IV verlangde vóór het openen der expeditie een samenkomst met Prins Maurits wien hij bij voorkeur het bevel over het Staatsche leger zag toevertrouwd graaf Willem Lodewijk van Nassau en eenige gecommitteerden van de Staten-Generaal (5). Maar een dag alvorens de koning zich te Mézières aan het hoofd van zijn leger zou stellen, viel hij onder den dolk van Franqois Ravaillac. Hem volgde in Frankrijk op zijn negenjarige zoon Lodewijk XIII, voor wien zijne moeder Maria de Medici het bewind als regentes aanvaardde. Door 's konings on verwachten dood verloor de Republiek een bescherm heer, die gevaarlijk voor haar zelfstandig bestaan had kunnen worden; doch daartegenover stond de vrees, dat de koningin-regentes naar Spanje zou overhellen (6). Terstond na het bekend worden van den moord toonden de Staten- Generaal groote bedrijvigheid. Zij verzochten aan de provinciale staten om afgevaardigden te zenden, met volmacht tot maatregelen „voor de „versekerheyt niet alleene van den Staet deser Landen, maer oock voor „den welstant ende versekerheyt van alle geïnteresseerde Coningen ende „Princen van de geheele Christenheyt". Aan de possedeerende vorsten te Dusseldorf raadden zij om hun alle belangrijke gebeurtenissen mede te deelen; aan koning Jacobus I verzochten zij om de vorsten, behalve de reeds toegezegde 4000 man, met zooveel troepen en middelen te onder steunen als het hooge belang der zaak eischte. Aan den gezant te Parijs (1) Res. S. G. 21 en 24 April en 10 Mei, Res. H. 8 Februari—3 April en 28 Mei—12 Juni 1610, Archief H. N°. 2606 Litt a (Algemeen Rijksarchief). Zie voorts Aanteekening N°. 7. (2) Res. S. G. 26 en 28 April 1610. Zie over Edward Cecil: Charles Dalton „Life and „Times of General Sir Edward Cecil, viscount Wimbledon, London, 1885". (3) Res. S. G. 10 Mei 1610. (4) Zie Aanteekening N°. 8. (5) Res. S. G. 12 Mei 1610. (6) Den 30sten April 1612 werden de huwelijks-contracten geteekend van Lodewijk XIII mot de infante Anna Maria, dochter van koning Filips III van Spanje, en van zijn zoon, den prins van Asturië, later Filips IV, met prinses Elisabeth, zuster van Lodewijk XIII.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 35