14 Gulik aan de keizerlijken ontnomen hebben; nu viel zulks aan Prins Maurits tot taak. In Europa rees door dezen tocht het aanzien van het gemeenebest, dat onmiddellijk na een hardnekkigen oorlog, nieuwen strijd aanging. Terwijl de koning van Groot-Brittannië ongezind bleef om op den voor grond te treden, aanvaardde de Nederlandsche Staat de leiding van het verbond tegen de Keizerlijken. Aartshertog Leopold had, wegens ge brek aan geld tot betaling zijner troepen, Gulik met een deel der be zetting verlaten en de verdediging toevertrouwd aan Johan van Rau- schenburg; zijne soldaten gaven zich over aan roof en plundering in het Luiksche. Zelf vertrok hij naar Praag. De generale monstering van het Staatsche leger zou op 14 Juli op Schenkenschans plaats hebben, voorts elke 14 dagen, bij wijze van revue (1). De orde de bataille was als volgt (2) GeneraalZijne Excellentie Prins Maurits. Generaal der cavalerieGraaf Hendrik Frederik van Nassau. Luitenant-Generaal der cavalerie Daniël de Hertaing, heer van Marquette. Sergeant-majoor (3)Jhr. Pieter van Sedlnitzky. Commissaris-generaal der cavalerie Thomas van Stakenbroeck. Generaal der artillerieWillem Adriaan, graaf van Hor nes, heer van Kessel. Kwartiermeesters-generaalSimon Stevin, Livinus Chijs en Antoine de Solempne. Voorts de president van den krijgsraad, de provoost-generaal, de generaal der vivres en de thesaurier-generaal. Infanterie. f. a. Regiment Franschen van Chrtillon 16 b. n n 11 Courtomer (4) 16 c. n Engelschen 11 Vere 20 d. n n n Cecil 12 e. 11 n n Ogle 11 n Schotten n Brog 10 g- n 11 n Henderson 10 h. n Walen ii graaf Johan Ernst van Nassau. 11 (1) Res. S. G. 10 Juli 1610. (2) Hoofdzakelijk samengesteld uit „Militaire Afbeeldingen, enz.", handschrift toegeschre ven aan Simon Stevin (Catalogus-Bibl. Dep. van Oorlog N°. 750). (3) Sergeant-majoor van het leger, dus sergeant-majoor-generaal. (4) Antoine de Sainct-Simon baron van Courtomer, chef van het regiment na het sneu velen van den kolonel Syrius de Bethune vóór Gulik.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 38