53 man infanterie te velde wenschte te brengen. Voorts verzocht hij aan de Republiek om zich niet in te laten met 's konings tegenstanders (1). Volgens de letter van het tractaat moest men de Fransche korpsen laten vertrekken, maar wegens de oorlogstoebereidselen der Spanjaarden scheen 't veeleer gewenscht het eigen leger te versterken dan te verzwakken. Men bepaalde er zich toe om de Pranschen marschvaardig te maken doch richtte tevens tot den koning het verzoek om hun vertrek uit te stellen. Betreffende de troepenwerving van Walraven van Gent, heer van Oyenvoor den hertog van Bouillon herinnerde men aan het uitgevaardigde verbod van zich in vreemden diensten te begeven (2). Frankrijk deed zelfs moeite bij Hollanddus achter den rug der Staten- Generaal, om zijne wenschen vervuld te zien (3). In elk geval verlangde Frankrijk van de Republiek het bewijs, dat zij den koning en niet zijne vijanden zou ondersteunen; verder uitstel wilde de koning als wei gering beschouwen. Eindelijk kwam men overeen dat 40 compag nieën van 100 man, samengesteld voor de helft uit Pranschen, voor de andere helft uit Nederlanders, onder graaf Ernst Casimir van Nassau, naar Frankrijk zouden gezonden wordende achterblijvende Pranschen dienden als 't ware tot onderpand, dat de anderen zouden terugkeeren, indien Spanje de wapenen tegen de Republiek keerde. Geheel onver wacht kwam 't tot eene oplossing (4). De moord van den maarschalk d'Ancre op aanstichting van Charles d'Albert drong den koning zooals 't heetteom zelf de teugels van het bewind in handen te nemen hij zond zijne moeder Maria de Medici in ballingschap en verzoende zich met de prinsen en de Hugenoten (5). De Staten-Generaal toonden zich met dezen loop van zaken bijzonder ingenomen; nog meer de in hunnen dienst staande Pransche officieren, die op den Vijverberg en andere plaatsen van den Haag vreugdevol ten dans togen. Geruchten omtrent plannen van de aartshertogen om Gulik te be legeren leidden tot lastgeving aan de ritmeesters en kapiteins om zich naar hunne compagnieën te begeven, ze voltallig en marschvaardig te maken. Men zond ponten, schepen, geschut en munitie uit Dordrecht (1) Res. S. G. 8 Februari e. v. 1617. De keurvorst van de Palts bad o. a. voorstellen gedaan ten gunste van den prins van Condé. (2) Zie Aanteekoning N°. 84. (3) Res. H. 15 Maart 1617. (4) Res. S. G. 2 en 28 Maart, 5 en 26 April, 15 Mei 1617. By Res. van denzelfden datum vereerde men Odet de la Noue met 4000gelet op zijne laatste en vroeger bewezen diensten en zijn gevangenschap bij den vijand. (5) De moord had plaats op 24 April (Res. S. G. 28 April 1617). Charles d'Albert, die zich meester had gemaakt van de waardigheden en het vermogen van den vermoorden maarschalkontving in 1619 den titel van hertog van Luynesdoch viel kort hierna bij den koning in ongenadehij overleed den 14den December 1621. Op den dag van den moord ontraadde graaf Willem Lodewi.jk van Nassau zijn broeder Ernst Casimir om diensi te nemen in Frankrijk (Mr. Groen van Prinsterer, Archives de la maison d'Orange et Nassau, nouvelle sérieTome IILettre LXCCCXIX).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 77