nieuwen keizer Mathias voort, vooral wegens de vervolgingen van zijn tot opvolger bestemden neef Ferdinand van Stiermarken een blind werktuig der Jezuiten, die door Mathias aan de Bohemers als koning opgedrongen en te Praag gekroond was (29 Juni 1617), nadat hij den Majesteits-brief bezworen en beloofd had de vrijheid der Bohemers te hand haven. Toen echter zijn eed en beloften bleken ijdel te zijn en na een vruchteloos beroep op den keizerwierpen de stenden de keizerlijke com missarissen, de graven Willem Slavata en Jaroslaw Martinitz, uit een der vensters van het slot te Praag (23 Mei 1618), hetgeen het sein was tot een oproer, waarbij Silezië en Lausitz, beide leenroerig aan de kroon van Bohemenzich aansloten. De stenden riepen het volk te wapen verdreven de Jezuitenstelden Hendrik Mathias graaf van Thurn aan het hoofd der krijgsmacht en vroegen hulp aan de Staten-Generaal (1). Deze raadden hen voorloopigzich te wenden tot keurvorst Frederik van de Palts landgraaf Maurits van Hessen en andere Duitsche vorsten (2). Dit oproer vormde de naaste aanleiding tot een krijg, die gedurende dertig jaar het Duitsche Rijk teisterde en waarvan de gevolgen zich tot ver over de grenzen zouden doen gevoelen. Nadat de keizerlijke troepen onder Henri du Val, graaf van Dam- pierre, in Bohemen gevallen, doch door den graaf van Thurn tot onder de poorten van Weenen teruggeslagen waren, stelde de keizer zijne krijgs macht onder de bevelen van den Zuid-Nederlander Charles Bonaventura de Longueval, graaf van Bucquoy. Deze onderschatte aanvankelijk de krachten van zijn vijand en werd een paar malen geslagenhetgeen den moed der Bohemers belangrijk verhoogde (3). Aan weerskanten ontving men aanzienlijke versterkingenwaaronder die uit de beide Nederlanden bijzonderen aandacht verdienen. De aartshertogen Alber- tus en Isabella zonden geheele regimententerwijl de Republiek alleen werving van troepen ten behoeve van Bohemen in het buiten land een enkele maal binnen 's lands veroorloofdemede aan tal van officieren en soldaten verlof gaf om tijdelijk in vreemden dienst over te gaan (4). Graaf Ernst van Mansfeld, op 8 November 1618 door de stenden van Bohemen gekozen als generaal hunner artillerie en kolonel van een regiment infanterie, werd een hunner voornaamste bevelhebbers (6). Hij maakte zich den 12den November 1618 meester van Pilsen, zoodat 63 (1) Res. S. G. 31 Augustus 1618. (2) Res. S. G. 815 en 20 September 1618. (3) De graaf van Bucquoy, zeer gezien bij zijne landgenootensneuvelde den lOden Juli 1621 tegen do Hongaren. (4) Zie Aanteekening N°. 39. (5) H\j was de natuurlijke zoon van graaf Pieter Ernst verliet in 1611 de keizerlijke partijwerd protestant en stond in 1614 en 1615 in dienst van Savoye. De Staten-Generaal vergunden hem in het Nijmeegsche kwartier een compagnie ruiters aan te werven voor keurvorst Frederik V van de Palts (Res. S. G. 22 September 1618).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 87