weldra verluidde de verpletterende tijding van het op 3 Juli te Ulm onder bemiddeling van Frankrijk gesloten vergelijk tusschen den hertog van Beieren (Katholieke Liga) en den markgraaf van Ansbach (Protestantsche Unie). Door dit verdrag, hetwelk niet van toepassing zou zijn op de Boheemsche aangelegenheden, terwijl men ook verzuimd had daarin de aartshertogen Albertus en Isabella te begrijpenkon de hertog van Beieren zijn leger met de keizerlijken vereenigen en tegen Bohemen oprukken (1). De Evangelische vorsten meenden genoeg te doen dooi de Keur-Paltsische erflanden van Frederik V tegen Spinola te verdedigen. Zij stelden hun leger, 12000 man infanterie en 4000 ruiters, op tusschen Worms, Oppenheim, Mainz en Ingelheim. In het begin van Augustus aanvaardde Ambrosius de Spinola, zoogenaamd als keizerlijk bevelhebber der Bourgondische Kreis-troepen met 22000 man voetvolk8000 paarden en 20 stukken geschut den marsch over Maastricht alle plaatsen ontziende, waar zich Neder- landsche bezetting bevond. Paus Paulus schonk een standaard aan die krijgsmacht (2). De Staatsche troepen verzamelden op 's Gravenweerd (Schenken schans), alwaar „vrijleger" was afgekondigd; de bruggentrein560 wagens en 300 paarden kwamen uit Dordrecht. Zeven leden van de Staten Generaal en den Raad van State vergezelden als gedeputeerden Prins Maurits (3). Den 21 sten Augustus trok de Prins tegenover de bewegingen van Spinola met 160 compagnieën te voet en 39 te paard, over Rees naar het hoog gelegen terrein van Bislich, waar een brug over den Rijn geslagen zou worden; het voetvolk legerde aan de rivier, in 't gezicht en op ongeveer één uur afstand van Wesel (4). Hoewel de Prins geen gewelddadigheden dulddeheerschte aldaar groote verslagen heid over de nabijheid der Staatschen. Zoodra Spinola 's prinsen aankomst te Bislich vernam, zond hij eenige ruiterij onder Louis de Velasco, kapitein-generaal der cavalerie, op verkenning doch zonder handtaste lijkheden te plegen: beide partijen bleven het Bestand getrouw (5). Inmiddels bezette Spinola de dorpen van Nassau en vermeesterde Dietz (6). Denzelfden dag, 31 Augustus, waarop twee gedeputeerden daaromtrent 70 (1) Res. s. G. 20 Juli 1620. (2) Ros. S. G.6 Juli, 6 Augustus 1620. (3) Res. S. G. 3, 6 on 11 Augustus, Res. R. v. St. en Res. H 12 Augustus 1620. Wan neer „vri,jleger" was afgekondigd, mochten de zoetelaars hunne waren vrij van belasting aanvoeren, zoodat zij goedkooper aan de soldaten konden verkoopen. (4) Brieven .van de gedeputeerden aan de Staten-Generaaldd. 2122 en 25 Augustus (S. G. Lias loopende 1620). (5) Res. S. G. 29 Augustus 1620. (6) Res. S. G. 10 Juli 1620 machtigde graaf Eknst Casimik van Nassau om uit elke der zeven in Mark en Ravensberg liggende Staatsche .compagnieën 10 goede soldaten te kiezen en onder 2 onderofficieren naar het huis te Dillenburg en Siegen te zenden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 94