zonden, welke plaats op 1 October in handen van Spinola viel. Den 7den October bereikte de prins te Heppenheim de kwartieren der vorsten; ofschoon 't geenszins met 's prinsen aard overeenkwam om van zijn tocht een ijdele vertooning te maken, kon hij alleen niets verrichten. De vorsten wilden zich niet onderwerpen aan den toch door hen ge kozen opperbevelhebber, verloren allen tijd met beraadslagen en lieten herhaaldelijk de gelegenheid voorbijgaan om Spinola met kans op een goeden uitslag slag te leveren (1). Alleen koning Jacobus had Spinola kunnen stuitenmeermalen trachtten de Staten-Generaal hem tot krachtig optreden te bewegen, maar zijn gezant handelde in de vergaderingen alleen over zaken van ondergeschikt belang. Wel verspreidde zich een valsch gerucht, alsof koning Jacobus 4000 Engelsclien en Schotten in Vlaanderen had doen landen om onder Heney graaf van Southampton naar de Palts te vertrekken, doch dit bleek slechts een belofte voor het aanstaande voorjaar: thans was het jaargetijde te ver gevorderd (2). Het jaar verliep zonder dat Prins Maubits iets meer kon uit voeren. Het leger betrok de winterkwartieren, de waardgeldersalias garnizoenhouders, werden afgedankt en de prins keerde op 6 November te 's Gravenhage terug (3). In deze dagen kwam het mede tot eene oplossing in Bohemen. De slag van 8 November 1620 op den Wittenberg, als gevolg daarvan het verlies van Praag, maakte een einde aan het koningschap van Fkederik van de Palts. In den slag verloor hij de versierselen der orde van den kouseband; erger dan dit, allen moed (4). Hoewel Mansfeld de stad Pilsen nog met 6000 man en 2000 ruiters bezet hield en de oorlogskans kon keerentoog de koning op de vlucht (5). Paltsgraaf Johannes stelde de Staten-Generaal in kennis met 's konings vertrek naar Silezië en verzocht vooralsnog prins Hendrik Frederik en ziine ruiters niet terug te roepen (6). Dit wilde men echter niet toestaan. Ontegenzeggelijk waren Spanje en Oostenrijk op het einde van 1620 een stap nader gekomen tot de wereldheerschappijvan groot belang 72 (1) Atque ita multitido imperatorum perdidit cariam. Zie Aanteekening N°. 41. (2) S G* Lias loopende 1620, dd. 20 en 26 September, 4, 7, 10 en 16 October; Res. S. G. 6, 18 en 20 October, 1, 8, 24 en 30 November; 1 December. (3) Res. S. G. 28 October en 9 November; Res. H. 7 November 1620. (4) De keurvorst had bepaald, dat zijn zoon Frederik Hendrik, die reeds den titel van kroonprins van Bohemen droogdoor graaf Ernst Casimir van Nassau zou worden opge voed (Res. S. G. 3 October 1620). Den 17den Januari 1629 verdronk de prins op löjarigen leeftijd jammerlijk in het IJ. (5) De overste Herman Frenck schreef uit Pilsen aan de Staten-Generaal, dat noch daar noch te Tabor ook nog in bezit van Mansfeld geldmunitie of levensmiddelen voorhanden waren, zoodat men deze plaatsen wel aan den vijand zou moeten overgeven, om „niet te „vallen in de mutinatie der soldaten" (Res. S. G. 31 December 1620). In het voorjaar van 1621 ging Pilsen over aan Tilly. (6) Res. S. G. 30 November en 7 December 1620.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 96