5; Joop Sprenger ESStttvr "=Ö£\ÏE; Vanwege de omstandigheden en door het inplakken van een krantenknipsel staat mij ook het neerstorten van de 22-jarige reserve tweede luitenant Joop (J.P.Ch.) Sprenger scherp voor de geest. Dat was op 24 januari 1952 bij Oudwoude.Het paard van Phaëthon vermeldt kort en bondig (pag. 399): "Joop Sprenger. Vanaf Leeuwarden als nummer twee in formatie ten gevolge van een 1000 ft hoogte vergissing van de leider in steile dalende bocht grond geraakt en gedesinte greerd. Leider kon nog net op tijd optrek ken." De Meteors braken op ongeveer 400 ft in plaats van op 1400 ft door de wolken.- v.d.M.) Na een telefoontje van de plaatselijke correspondent rijd ik met fotograaf Andringa in de Peugeot 203 die redactie en directie moeten delen, naar de plaats des onheils. Het is intussen donker en de weilanden zijn nog met een laagje sneeuw bedekt. Zoals te verwachten viel, gaat er op een gegeven ogenblik een hand omhoog. "U mag niet verder. We hebben alles hermetisch afgezet." Er klinkt een zekere voldoening in de stem van de man door. De Lucht macht kent z'n pappenheimers van het F.D.! We stappen uit om te horen of zich onder de samen scholende dorpelingen ook ooggetuigen bevinden. Hylke Posthumus blijkt alles te hebben gezien. Dan trekt een jongen me aan de arm. "It tastel leit dêr, in ein it lan yn. Ik wit wol hoe je der komme moat. Kom mar mei." ("Het toestel ligt ginds, een eind het weiland in. Ik weet wel hoe je daar moet komen. Kom maar mee.") In het stikdonker volgen we de knaap, waarbij we over enkele slootjes moeten sprin gen. Eén keer is m'n sprong iets tekort en moet ik één been. nat tot de knie, op de wal bijtrekken. Geen aandacht aan schenken! En inderdaad: na enige tijd staan we bij het wrak. Een verwrongen hoop staal: de vlieger moet geen schijn van kans hebben gehad. Sjoerd Andringa flitst terwijl ik m'n jas over m'n hoofd trek om niet te worden verblind. De lichtflits tegen de donkere hemel alarmeert onmiddellijk het bewakingspersoneel. Slechts enkele seconden later horen we een automotor starten. Sjoerd Andringa: "Hou me vast: ik zie helemaal niets meer." Ik pak hem bij een arm en samen proberen we er tussenuit Z2-jarige piloot in ctra=l- i Oudwoude l -1 ,sfraatjager bij - ^.jager Dij het leven gekomen te knijpen - opnieuw achter onze gids aan, want voor ons besef zijn we in the middle of nowhere. Dan wordt er een scherpe lichtbundel op het wrak gericht. We laten ons op de besneeuwde grond val len. De schijnwerper draait in een cirkel over de wei landen. Telkens als de lichtbundel ons nadert, dui ken we naar de grond om onmiddellijk als het licht voorbij is weer op te springen. Struikelend komen we zo iedere keer een stukje verder. Uiteindelijk belan den we op een landweggetje. We wandelen uiterlijk rustig terug naar het dorp en slagen er zo waar ook in om ongemerkt weer in onze auto te komen. We gaan er als de bliksem met de 'buit' vandoor. Nee, we worden niet gevolgd. Als Sjoerd Andringa de volgende morgen met z'n foto op de krant komt, staan er twee te glunderen. Dat het squadron opnieuw een zwaar offer heeft gebracht, daar staan we op dat ogenblik niet bij stil. We hebben maar één gedachte: "Wat zullen ze op de basis raar opkijken! We hebben ze mooi te pakken genomen." 20 Orcr honderden meier -v.. te in UemoiUn r men tiet Erdoor het viiirïof" s,ech* *'ch t De nT,Uk tijdpn* Ma^f!enh,UCbtOUcht" fü om de Khaoet?t2g Van mijn boorde- rw„ "r;-" -• nc 'k «eens een rJ^ejif-gaan voor/>- Kolium wp- keek op en Wc,d'g gera»- 1, tw*# «tr- IP»g v' b()Cr n Friesch Dagblad 24 maan 1952

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Spinner | 2004 | | pagina 20